Jelle Jolles, emeritus hoogleraar neuropsychologie en directeur van het centrum Brein & Leren zet ons aan het denken over het brein van de havisten en hbo’ers. De derde werkconferentie havo-hbo op woensdag 11 december 2019 in Utrecht wordt gestart met een tweespraak tussen Henk van Ommen, voorzitter havoplatform en Jelle Jolles. Henk van Ommen start met een korte schets over havo en hbo. Hij benoemt de teruglopende slagingspercentages, zitten blijven in havo 4, jongens die het slechter doen dan meisjes (10 %); het probleem is complex, benadrukt Henk. Hij vraagt aan Jelle Jolles ‘Verwachten we teveel of te weinig van een 17-jarige?’ en hij poneert de volgende stelling:

Stelling 1.
Havisten moeten te vroeg voor een profiel en voor een studie kiezen, waardoor ze nauwelijks een weloverwogen keuze kunnen maken.
Onze hersenen rijpen uit tot na ons twintigste. De 17-jarige die mooi kan praten, dat is buitenkant. Het zijn kinderen in de verpakkingen van een volwassene. Een 15-jarige is niet in staat tot kiezen zoals wij dat willen, dat zijn jongeren zelfs nog niet op hun twintigste. De jongeren zijn werk in uitvoering. Je verwacht iets van ze wat ze nog niet waar kunnen maken. Ik gebruik hiervoor graag de vergelijking van rups naar vlinder. Die rupsen kunnen nog niet vliegen, ze moeten eerst groeien en hun attitude moet veranderen. Die rups heeft support nodig. Inzicht zit niet in de genen, dat moet echt uit de omgeving komen. Kansarme kinderen hebben een schrale achtergrond. Met de juiste steun, sturing en inspiratie kunnen ouders, school en docenten daadwerkelijk invloed uitoefenen op de rijping van het brein.
Ontwikkeling van het brein: grote sprongen en grote verschillen.
Als je kijkt naar het brein zijn er allerlei verschillen tussen jongens en meisjes. Er zijn vijf studies die laten zien dat jongens in een aantal opzichten achterlopen, zoals taalvaardigheid, communicatie, zelfinzicht en empathie. Echter zijn er ook punten waar jongens in vooroplopen, zoals ondernemend zijn, ruimtelijk denken en nieuwsgierig zijn. Daarin verschillen ze ongeveer twee jaar met meisjes. We zien ook dat jongens meisjes op een bepaald moment inhalen als ze op het hbo zitten.
Een 15-jarige zit in de socialiseringsfase, dus dat ze graag naar de Duitse les komen… nee. De rups heeft andere rupsen die voor hem belangrijk zijn. In die fase vinden ze vrienden heel belangrijk. Het sociale brein van de tiener is ingesteld op ‘likes’. Dus als de leraar Duits iets leuks doet, dan is het een duimpje omlaag. Voor docenten is het belangrijk te weten dat ze in deze fase vooral op de buitenkant letten. De aandachtsspanne van 15-jarigen is minder en ze zijn minder geïnteresseerd in dingen dan wij willen. De leerling is een werk in uitvoering, het verbeeldend vermogen moet zich nog ontwikkelen. Maar dat kan je in de les leren.
Eigenlijk heeft een 15-jarige leerling al een hele hoop geleerd, ze hebben beter inzicht in de intenties van de leraar. En ze houden zich eerder gedeisd in vergelijking tot 13-jarigen.
Vanaf 3 havo hebben leerlingen meer zelfinzicht en zelfregulatie. Toch is lesgeven breder dan alleen de lesstof overbrengen. Je moet leerlingen ook uitleggen waarom ze de leraar boos maken of waarom ze eruit worden gestuurd. Leerlingen hebben feedback nodig.
Vaak zeggen leraren: Ze weten toch waar school voor is? Nee, dat weten ze niet. Neem dat als uitgangspunt.

Stelling 2.
Een beginnende hbo student heeft, gezien zijn leeftijd en de fase van de ontwikkeling van het brein, veel intensievere begeleiding en een duidelijker structuur nodig om succesvol het hbo te doorlopen.
Studenten hebben begeleiding nodig, ze hebben nog veel moeite met reflectie. Ze hebben steun, sturing en inspiratie nodig. De overgang tussen havo en hbo is voor veel jongeren te groot, ze krijgen veel meer vrijheid, de studieaanpak is anders en het leermateriaal is anders. Ook wordt van ze verwacht dat ze zelfstandig zijn, goed kunnen kiezen en zich op hun studie richten.
De executieve functies zijn heel belangrijk voor de hbo’er, het zijn de vaardigheden die ons helpen om een positie in te nemen in de wereld, om plannen-voor-straks of plannen-voor-de-toekomst te maken. En die vaardigheden zorgen dat we ons eigen gedrag kunnen evalueren en dat van anderen begrijpen. Die executieve functies zijn nog in ontwikkeling.
Plannen kan je een beetje leren op de middelbare school. Consequenties overzien voor een middag is al lastig voor een 15- en 16-jarige. Dus hoe kan je een week, een maand of 10 jaar overzien? Dit moeten ze leren, ze moeten dus begeleid worden in het leren leren.
De leerlingen van nu zitten in een rendement systeem, ze moeten zo snel mogelijk door de studie heen. We kunnen juist iets leren van laatbloeiers, Jelle Jolles geeft aan dat hij zelf op zijn 22ste is begonnen met zijn studie psychologie. Je hebt inspiratie nodig, leiding en structuur.
Motiveren en inspireren dat is het belangrijkste op de havo! Je moet laten zien dat er veel meer is dan alleen de vakkennis. Op pedagogisch vlak betekent dit van Teaching naar Learning. Je moet begrijpen dat die leerling niet in jou geïnteresseerd is, maar in een vriendje of vriendinnetje.

Hoe trigger je als leraar een 17-jarige?
De leraar moet interesse hebben in de leerling. Die chaotische leerling kan over 5 jaar heel gestructureerd zijn. Dus die leerling moet je niet afschrijven, dat gebeurt nu helaas wel eens. Om dit te veranderen moet de infrastructuur verbeteren en de school moet hiervoor de mogelijkheden bieden. Daarnaast is het van belang om het brein breed te voeden, zowel thuis als op school. Als je een brein onvoldoende input geeft dan heeft dat invloed op de ontwikkeling.
Studenten weten niet of ze student willen zijn. Het moment van keuze moet niet te vroeg, zelfs in het hbo is het keuzemoment te vroeg. Je staat pas op je 25ste op eigen benen, dus misschien moeten jongeren eerst uitrijpen tot hun 25ste. En tot die tijd moeten we kennis aanreiken, zowel de school als de ouders. Geef ze een rugzakje met kennis en ervaringen mee. Dat rugzakje gebruik je misschien maar voor een deel, dat geeft niets, je doet altijd nuttige vaardigheden op. En dat zijn wel de mogelijkheden die we aan jongeren moeten geven.
Jongeren van 15 tot 18 jaar zijn veel met elkaar bezig. Ze kunnen veel van elkaar leren. Vorm bijvoorbeeld een groepje van enkele 13-jarigen en een 16-jarige. Laat ze elkaar niet kiezen, als leraar heb je een dirigerende rol. Er zijn meerdere soorten aanpak. Het is handig om leerlingen naar elkaar te laten kijken, want leerstrategieën kun je leren. Samen kunnen ze de executieve functies ook sneller onder knie krijgen.
Henk van Ommen sluit de tweespraak af met de woorden: “Jelle je bent een optimist. Wij hebben de verantwoordelijkheid, wij moeten de jeugd meenemen. Het is meer nurture dan nature, dat is nu duidelijk.”